Internationaal georiënteerd familiebedrijf doet het beter

Familiebedrijven denken vaak onterecht dat zakendoen in het buitenland te veel risico’s met zich meebrengt. Het tegendeel is waar. De risico’s nemen juist af bij expansie over de grens door spreiding van afzetgebieden.

Bedrijven die actief zijn in het buitenland hebben tijdens de crisis beter gedraaid dan ondernemers die zich enkel op Nederland richten. Uit onderzoek van adviesbureau BoerCroon blijkt dat zij in 2012 een brutomarge van 7,9 procent op de omzet boekten en familiebedrijven die zich beperkten tot eigen land, boekten een brutowinst van 4,8 procent.

“Het onderzoek bevestigt het beeld dat internationaal werkzame familieondernemingen zich sneller herstellen van de crisis dan de overige bedrijven”, zegt Maarten Vijverberg, partner bij BoerCroon in het FD. Opvallend is ook dat de bedrijven die internationaal actief zijn in de moeilijke periode actiever zijn gebleven met fusies en overnames.

Onderlinge verschillen
Volgens het onderzoek van het adviesbureau zijn over de hele linie de marges van familiebedrijven de afgelopen drie jaar wel gedaald. Onderling zijn de verschillen groot. De agri- en foodsector scoort ruim boven het gemiddeld, zij zijn sterk internationaal georiënteerd. Detaillisten scoren over het algemeen minder goed. Zij richten zich voornamelijk op de Nederlandse markt en lopen tegen het verminderde consumentenvertrouwen aan.

Hogere winstgevendheid
Volgens Vijverberg zijn veel familiebedrijven huiverig voor internationalisering uit vrees voor een debacle. “Dit onderzoek bewijst het tegendeel. Met klanten over de grens worden de risico’s gespreid. Dat vertaalt zich in een hogere winstgevendheid.” Vijverberg wijst er wel op dat internationalisering geen vlucht mag zijn. “Familiebedrijven moeten eerst hun positie in eigen land op orde hebben alvorens de grens over te gaan.”

Blijf op de hoogte met onze maandelijkse nieuwsbrief