Column: Innovatie bij familiebedrijven [Erik Wierstra]

Erik Wierstra

Het is bekend dat familiebedrijven relatief betere bedrijfsresultaten hebben ten tijde van een economische recessie dan niet-familiebedrijven. Bij familiebedrijven is sprake van minder omzetverlies, minder ontslagen en minder faillissementen. Reden hiervoor is een meer behoudende cultuur en strategie die resulteren in een hoger weerstandsvermogen. We zien ook dat familiebedrijven tijdens economische voorspoed minder groeien, minder ontwikkelen en minder nieuwe technologie implementeren. Hoe innovatief zijn familiebedrijven nu eigenlijk?

Verheyen (Universiteit van Hasselt, 2010) bespreekt enkele determinanten van de relatie tussen familiebedrijven en innovatie in zijn masterproef ‘De relatie tussen familiale eigendom en innovatie in familiebedrijven’. In zijn beschouwing bespreekt hij de theorie en de empirische toetsing van deze theorieën. Wat blijkt: eigendom laat geen eenduidige relatie zien met de mate van innovatie.

Laten we op één factor inzoomen: de rol van de directeur-grootaandeelhouder (DGA). Bij een familiebedrijf blijft de DGA zo’n 25 tot 30 jaar; bij niet-familiebedrijven treedt circa iedere zeven jaar een nieuwe directeur aan. En een nieuwe directeur geeft vaak een nieuwe impuls aan nieuwe manieren van werken. Met nieuwe hulpmiddelen: innovatie. Vanuit dit verschil kún je redeneren dat familiebedrijven minder innoveren dan niet-familiebedrijven. Gechargeerd: een DGA uit een familiebedrijf zal na verloop van tijd minder risico’s nemen en voortbouwen op de bestaande bedrijfsvoering en -processen.
En is de stempel drukkende DGA nog op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen? Gaat de DGA de laatste jaren van het werkzame leven niet een beetje de houding hebben: zoals het nu gaat, gaat het goed genoeg? Het bedrijf is het kindje van de DGA. Kun je dan afstand nemen en anderen the lead geven bij veranderingen? Ik denk dat we kunnen stellen dat de gezindheid, de bereidheid maar ook de capaciteit om te veranderen kleiner is bij een lang zittende DGA.

Investeringen in innovatie brengen behoorlijke risico’s met zich mee. Familiebedrijven staan juist bekend als meer risico-avers. Innoveren betekent ook veranderen. Terwijl familiebedrijven meer bekend staan om hun behoudende karakter dan om hun veranderingsgezindheid. Wat te doen? Kansen op innovatie zijn groter bij schokken in een organisatie. Dat kan gaan om externe schokken of om interne schokken, zoals opvolging van de DGA in het familiebedrijf. Dat is echter slechts eens in de 25 a 30 jaar en dat is te weinig.

Zo redenerend word ik een beetje somber over het innovatievermogen van familiebedrijven. Als over enkele jaren de economie weer aantrekt, is het familiebedrijf dan ook voldoende innovatief en in staat te profiteren van de groeiende wereldhandel? Of blijven ze dan de stabiele factor die het nu tijdens de recessie ook is? Tijdens de recessie zijn we lovend over stabiliserende factoren, maar voor je het weet krijgt het familiebedrijf tijdens economische hausse weer het stoffige imago dat het eind vorige eeuw ook had. Dat zou zonde zijn.

Blijf op de hoogte met onze maandelijkse nieuwsbrief