“Familiebedrijf lijkt de hoogste organisatievorm”

In het begin van de jaren tachtig verkondigden consultants dat familiebedrijven een niet-functionele bedrijfsvorm hebben en zo snel mogelijk moesten worden getransformeerd. Een perceptie van nepotisme en het stoffige en saaie imago lagen hier aan ten grondslag. Tegenwoordig worden familiebedrijven beschouwd als ruggengraat van het bedrijfsleven. Wat is er in de afgelopen decennia allemaal veranderd?

Prof. Dr. Roberto H. Flören, de eerste Nederlandse hoogleraar familiebedrijven, onderzoekt al sinds 1992 familiebedrijven bij Nyenrode Business Universiteit. Flören komt zelf uit een bedrijfsfamilie, maar heeft gekozen om niet in het familiebedrijf te stappen. “Achteraf een goede keuze, we zaten in de typemachines. Niet echt een groeimarkt”. Hij heeft ook zelf de ontwikkeling meegemaakt in de familiebedrijven. “In de jaren zestig en zeventig had je als kind simpelweg niets te zeggen. Van individualisering was nog geen sprake, en tegen de mijn vader werd gewoon gezegd: Jij gaat opvolgen. En de rest werkt mee. Dat werd eigenlijk tegen alle eerste zonen gezegd.”

Volgens Flören hadden familiebedrijven te maken met een slecht imago. “Rond het begin van de jaren tachtig werd er bijzonder negatief gesproken over familiebedrijven. Ze moesten zo snel mogelijk verdwijnen. Ze werden bestempeld als niet-professioneel en men was van mening dat het management niet deed wat het moest doen. Het was de taak van de consultants om zo snel mogelijk de familie uit het bedrijf te halen en daarmee het bedrijf om te bouwen naar een niet-familiebedrijf.” Toen Flören in het begin van de jaren negentig met zijn onderzoeken naar familiebedrijven begon, wilden zijn studenten absoluut niet in een familiebedrijf werken. “Zij werden met name tegengehouden door het gevoel dat ze een gebrek aan kansen zouden hebben in een familiebedrijf. Je kon veel beter bij een bank aan de slag, of bij een multinational. Woorden die werden gebruikt om familiebedrijven te beschrijven waren: stoffig, ingeslapen en saai.”

Weerbarstig
Ondanks het leger consultants dat op de familiebedrijven werd afgestuurd, bestaan de familiebedrijven nog steeds. “Ondanks alle goedbedoelde adviezen van wetenschappers en consultants bleken familiebedrijven weerbarstiger dan gedacht.” Sinds de millenniumwisseling zitten het begrip familiebedrijf dan ook in de lift. Dat heeft meerdere oorzaken. “Door de beursschandalen werd er anders aangekeken tegen aandeelhouders en door de schandalen met bonussen is er een weerstand ontstaan tegen de bonuscultuur. Daar komt bij dat gedurende de financiële crisis bleek dat familiebedrijven zich beter staande konden houden”, aldus Flören. Ook was de pers bovengemiddeld geïnteresseerd in Flören’s onderzoeken naar familiebedrijven. Mede door de grotere bekendheid is er het een en ander veranderd.

Waar het familiebedrijf vroeger werd gezien als stoffig, wordt het tegenwoordig gezien als de hoogst haalbare bedrijfsvorm. De toekomst van de familiebedrijven ziet er in ieder geval rooskleurig uit. Flören: “Al bijna dertig jaar hoor ik van mensen dat de hoeveelheid familiebedrijven gaat afnemen door mislukking van de opvolging, groei van de concurrentie, noem het maar op. Deze verhalen zijn net zo gefundeerd als op basis van het aantal overlijdensberichten in de krant stellen dat de bevolking afneemt. Ook de geboorteberichten moeten worden bekeken. Ondernemerschap is nog nooit zo gewaardeerd als nu, en je ziet het aantal nieuwe bedrijven dan ook uit de grond schieten. Die starters, ZZP’ers, en nieuwe bedrijfjes van nu zijn de voedingsbodem voor de familiebedrijven van de toekomst.”

Niet meer terug
Toch zou hij zelf niet het bedrijfsleven in stappen met de intentie om het bedrijf in de familie te houden. “Wat ik nu doe is namelijk veel te leuk. Op deze manier blijf ik ook goed op de hoogte van wat er speelt onder bedrijfsfamilies. In gesprekken die ik heb, schrik ik af en toe van wat er speelt binnen de familiebedrijven, en van hoe dat binnen vijf minuten bij mij op tafel komt.” Flören merkt dat er tegenwoordig andere onderwerpen aan bod komen als vroeger. Zo zijn jongeren tegenwoordig hoger opgeleid dan hun ouders, en successie is mede daarom ook niet vanzelfsprekend. “Ouders moeten daarom hun kinderen bijna verleiden om in het bedrijf te komen.”

Op zes november publiceert Prof. Dr. Roberto H. Flören zijn nieuwste onderzoek naar innovatie bij familiebedrijven.

Blijf op de hoogte met onze maandelijkse nieuwsbrief