Column: Weg bij de zaak

“Weg bij de zaak?! Verhuizen? Waarom zouden wij moeten verhuizen? Wat is dat nou weer voor een streek?” De stem van Harold klinkt boos. Heel boos. Zijn twee zoons kijken elkaar ongemakkelijk aan. Zijn oudste zoon Harold jr. klinkt zacht en dwingend: “Je snapt heus wel, pa, dat nu wij de bedrijven hebben overgenomen, de boel hier is veranderd. Het is dus echt beter als jullie ook niet meer hier wonen. Jullie zitten notabene met je neus op het bedrijf. Dat is voor jullie toch ook niet fijn? Hoe moet je er dan van los komen? Zo gaat het niet werken, pa.”

Vader is ontsteld. “Wat gaat niet werken? Dat jullie mij en je moeder eruit werken? Jullie zijn anders al lekker onderweg. Maar jullie kunnen zoveel willen, maar je moeder en ik gaan pas verhuizen als wij daar aan toe zijn en niet omdat het anders voor jullie niet werkt. Jullie moesten je schamen. Is dat onze dank?” Met een driftige beweging stoot hij de stoel waarop hij zit naar achteren en stormt de keuken uit. José, zijn vrouw, kijkt haar twee zoons verbijsterd aan, die bij zijn plotsklapse vertrek onhandig zijn opgestaan. “Waarom moet het hier toch altijd zo gaan? Het lijkt wel of hier nooit iets normaal kan gaan. Waarom doen jullie zo?’’

Zoonlief besluit dan maar een boekje open te doen. “Nou, mam, om eerlijk te zijn: hij loopt knap in de weg. Hij geeft aan alles en iedereen opdrachten. De medewerkers raken er totaal van in de war. Die weten niet meer aan wie ze nu loyaal moeten zijn. Wij hebben nu de leiding. Hij moet zich niet overal mee bemoeien.” José verweert zich: “Hij bemoeit zich nergens “echt” mee, dat weet ik zeker. Jullie hebben hem behoorlijk monddood gemaakt. En dat vind ik jammer en hij zeker.”

“Monddood? Monddood? Laten we wel zijn, mam. Jij bent er niet bij. Het loopt de spuigaten uit. Hij loopt de hele dag in de zaak en doet of hij nog steeds de baas is. Als wij iemand een opdracht geven, overrulet hij dat gewoon. Hij loopt maar rond te commanderen over de dingen die hij belangrijk vindt. Zijn eeuwige stokpaardjes: aan de conditie van het pand, zie je de conditie van het bedrijf. Wij hebben wel iets anders te doen dan de vuilnisbakken uitspuiten of de parkeerplaatsen schoonmaken. Wij hebben nu de leiding, ma. Pa moet ons wel de kans geven.”

De stem van Jos, haar jongste zoon klinkt bozer en bozer. Nog even, denkt ze, en dan stormt ook hij met een “laatste sterke zin” woedend de keuken uit. Hij lijkt als twee druppels water op zijn vader. Even later zit ze wanhopig aan de keukentafel. Het is een prachtige dag buiten. Ze hoort hoe de vogels tjilpen, roepen, balderen en krassen. Hoe ze onvermoeibaar sjirpen, slaan en kwakken. Alles bereidt zich voor op het nestelen. Het leven doorgeven. Dat hebben wij toch ook alleen maar gewild? Alles voor de kinderen? Wij hebben het toch niet allemaal voor ons zelf gedaan?

Ze trilt van binnen. Dit mag niet langer zo doorgaan. Hier is het niet om gedaan. Ze snapt Harold, maar ze snapt de kinderen ook. Ze zullen met elkaar aan tafel moeten, nadat ze door één deur zijn binnen gekomen. Als een gezin. Niet als een bedrijf. Harold en zij zullen nu in de eerste plaats vader en moeder en opa en oma moeten zijn. Anders raken ze hun gezin kwijt. En de kinderen mogen wel wat tact leren. Wat minder direct zijn. Ze zucht diep, dan staat ze op en pakt haar oude vest van de kapstok. Even later loopt ze met doelbewuste stappen richting de parkeerplaats, op zoek naar haar Harold.

Blijf op de hoogte met onze maandelijkse nieuwsbrief