Directie familiebedrijf hecht geen waarde aan RvC

Gouda – Familiebedrijven hebben veel minder vaak een Raad van Commissarissen. Zij hebben weinig behoefte aan extern advies en zijn niet bekend met de voordelen van een RvC. 

Van de Nederlandse familiebedrijven met meer dan 200 medewerkers beschikt slechts 22 procent over een RvC. Dit is aanmerkelijk minder vaak dan het percentage van 60 procent van niet-familiebedrijven dat wel een RvC heeft. Opvallend is dat de familiebedrijven met een RvC in veruit de meeste gevallen juist zeer te spreken zijn over deze constructie. Dit blijkt uit het onderzoek dat Baker Tilly Berk, Nyenrode Business Universiteit en ING hielden in het kader van de ‘Dag van het Familiebedrijf’ op maandag 11 november.

Niet-familiebedrijf als voorbeeld
“Niet-familiebedrijven kunnen veel van de kracht van familiebedrijven leren”, stelt Stefan Jansen, partner bij Baker Tilly Berk en medeauteur van het onderzoek. “Echter, wat betreft goed bestuur kunnen familiebedrijven nog leren van niet-familiebedrijven.” Enkele argumenten van familiebedrijven om geen RvC te hebben zijn: weinig behoefte aan externe adviezen,  hoge kosten, onvoldoende bekend met de voordelen en moeite om goede leden te vinden. “Doordat deze thema’s veel minder van belang zijn bij niet-familiebedrijven, zijn zij vaak veel verder op het gebied van goed bestuur”, stelt Jansen.

Waarom RvC?
Uit het onderzoek blijkt dat de belangrijkste reden voor het hebben van een Raad van Commissarissen is dat de directie wordt geadviseerd en scherp wordt gehouden. Directeuren van familiebedrijven hechten hier beduidend minder waarde aan dan niet-familiebedrijven. Meer dan driekwart van de directeuren van een familiebedrijf geeft aan dat een lid van de RvC begrip moet hebben voor de dynamiek van het familiebedrijf. Bovendien vindt 65 procent van hen dat de leden van de RvC deels verantwoordelijk zijn voor de balans tussen familie en bedrijf.

Blijf op de hoogte met onze maandelijkse nieuwsbrief