Misinterpretatie ‘dga’ grote financiële gevolgen

Amsterdam – Directeur-grootaandeelhouders van familiebedrijven zijn mogelijk ten onrechte als niet verzekeringsplichtig aangemerkt. Een uitspraak van de Hoge Raad werpt ander licht op de definitie van het begrip ‘dga’.

In de ‘Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder’ is vastgelegd wanneer iemand een dga is. Een van de vereisten is dat minstens twee derde van de aandelen in het bezit dient te zijn van bloed- of aanverwanten. De Belastingdienst rekende hier het bezit van de dga zelf ook toe. Uit een arrest van de Hoge Raad (HR) is nu gebleken dat voor dit 2/3-criterium het bezit van de dga zelf niet meetelt.

Werkloosheidsuitkering
De zaak bij de HR betrof een eigenaar van een familiebedrijf met 48 procent van de aandelen in zijn bezit. Zijn dochter hield 26 procent van de aandelen. Nadat de ondernemer door de aandeelhouders was ontslagen, vroeg hij een uitkering bij het UWV aan. Die weigerde, omdat de ondernemer geen dga zou zijn. De ondernemer vocht de zaak aan, maar verloor die bij de Hoge Raad.

Herdefiniëring dga
De beslissing van de HR kan een nieuwe interpretatie van het begrip ‘dga’ inhouden. Voor eigenaren van familiebedrijven kan dit inhouden dat zij ten onrechte als niet-verzekeringsplichtig zijn aangemerkt. De Belastingdienst heeft nog geen nieuw standpunt gedefinieerd.

Blijf op de hoogte met onze maandelijkse nieuwsbrief