De arbeidsmoraal in Nederlandse ondernemersgezinnen is in het algemeen hoog, heel hoog. Als ondernemer ben je verantwoordelijk voor de continuïteit van het bedrijf en voor het inkomen van de medewerkers. Het is voor veel ondernemers normaal om een werkweek van zestig uur of meer te maken. Dit wordt nog eens versterkt wanneer je in een sector zit waar werken en wonen min of meer door elkaar lopen, denk aan een restaurant, een hotel of een agrarisch bedrijf. Wat ook niet helpt, is als je het bedrijf van je ouders hebt overgenomen en je van hen hebt meegekregen dat het bedrijf altijd op de eerste plaats komt.
De vraag is hoe de volgende generatie met deze hoge werkdruk om wil gaan. In de familiebedrijfskunde, het vakgebied dat familiebedrijven bestudeert, worden generaties op twee verschillende manieren geduid. De meest voorkomende duiding is het fenomeen dat generaties elkaar opvolgen, met elkaar samenwerken en er mogelijk verschillende ideeën op nahouden. De tweede betekenis, waar nog relatief weinig literatuur over te vinden is, betreft de sociologische duiding. Generaties vanuit dit perspectief zijn groepen mensen die binnen een bepaald tijdvak geboren zijn. Elke generatie maakt een andere ontwikkeling door, waardoor mensen van verschillende leeftijden verschillende opvattingen over waarden, normen en levensstijl kunnen hebben. Ook deze dimensie werkt door in familiebedrijven.
De jongste generatie, generatie Z, staat erom bekend dat ze nadrukkelijk streeft naar werkgeluk en een goede werk-privé balans heel belangrijk vindt. Als we dit doortrekken naar de potentiële opvolgers voor familiebedrijven is duidelijk dat hier een knelpunt kan ontstaan. Hoe verhoudt de werkhouding van generatie Z zich tot de opvolging in leiding en de continuïteit van het familiebedrijf? En wat betekent het voor de opvolgers om onderdeel uit te maken van een ondernemend gezin? Mogelijk ontstaat bij hen een loyaliteitsconflict: enerzijds zijn zij loyaal aan hun ouders en aan het familiebedrijf en anderzijds hebben zij zelf heel andere overtuigingen als het gaat om de wijze waarop zij invulling aan hun leven willen geven.
In het kader van een goede opvolgingsplanning is het heel verstandig om hier tijdig met elkaar het gesprek over te voeren. Wat zijn de verwachtingen van ouders? Welke mogelijkheden zien de opvolgers? Is het nodig om werkweken van zestig uur te maken als ondernemer, of kan het misschien ook anders? Pittige gesprekken worden nog wel eens gemeden, maar ondernemende families zouden samen een discussie moeten durven aangaan over de rol die werk idealiter in ons leven inneemt. Een discussie tussen verschillende generaties, waarin er begrip is voor elkaars waarden, om gezamenlijk tot een ‘nieuwe balans’ te kunnen komen. Wanneer we hier niet uitkomen, lopen we het risico dat veel familiebedrijven niet in staat blijken een familiale opvolger te vinden. Zonde? Dan weet u wat u te doen staat.
Judith van Helvert-Beugels is lector Familiebedrijven bij hogeschool Windesheim. Eerder was zij onder meer docent bij de Universiteit Utrecht.