Liever geen buitenstaanders in het management

Familiebedrijven in Europa zoeken minder vaak een bestuursvoorzitter van buitenaf. Er zijn duidelijke valkuilen bij het betrekken van buitenstaanders in het familiebedrijf, blijkt uit onderzoek.

Uit onderzoek gedaan door KPMG onder ruim 1.400 familiebedrijven uit 25 landen blijkt dat slechts 14 procent van plan is een bestuursvoorzitter van buiten de familie aan te nemen. Ondertussen heeft al wel 80 procent van de ondervraagde bedrijven buitenstaanders een positie gegeven in het management.

Valkuilen
Aan het aannemen van buitenstaanders zijn duidelijke valkuilen verbonden, ziet Scott van de Beld, partner bij KPMG en verantwoordelijk voor de familiebedrijvenpraktijk. Familiebedrijven zijn bijvoorbeeld bang dat onderlinge spanning ontstaat tussen de werknemers: “Ruim 30 procent van de familiebedrijven vreest rivaliteit en mogelijke conflicten tussen managers die niet uit de familie komen en de nieuwe generatie.” Een even hoog percentage geeft aan bang te zijn voor een gebrek aan gemeenschappelijke visie en het ontbreken van een gedeeld normen- en waardenbesef. Ook zijn families bang dat ze de controle op de bedrijfsvoering verliezen.

Toekomst
25 procent van de bedrijven geeft aan dat het bedrijf overweegt om het management over te dragen aan de volgende generatie. Daarnaast geeft een op de vijf bedrijven aan dat ze het bedrijf willen verkopen.

Uit het onderzoek is gebleken dat financiering krijgen voor familiebedrijven haalbaar is. Ruim 80 procent geeft aan in het afgelopen half jaar geen problemen te hebben gehad om financiering te krijgen. Daarnaast vermeldt Van de Beld dat eigen vermogen nog altijd van groot belang is: “Voldoende eigen vermogen is van groot belang voor solide en duurzame groei van de onderneming, omdat dit van invloed is op de hoogte van het bedrag dat een bedrijf kan lenen.”

Blijf op de hoogte met onze maandelijkse nieuwsbrief