Rekbaar als rubber [column]

Sinds 1 januari is het zover: statutair directeur van ons mooie bedrijf. Euforisch. Bijgekomen van deze aandeelhoudersbeslissing deed mijn benoeming me denken aan een uitspraak van mijn vader. “Een stap vooruit betekent ook meer verantwoordelijkheid en andere ‘uitdagingen’.” Zijn manier om te zeggen dat hij trots op me was. Dat hij ook bestuurdersaansprakelijkheid bedoelde, had ik niet begrepen.

Een statutair directeur is een bestuurder met een onbeperkte en onvoorwaardelijke zelfstandige bevoegdheid om de vennootschap te besturen. Een hele mond vol, maar wat houdt dit nu precies in? Vrij vertaald is besturen leiding geven aan, motiveren, dirigeren, delegeren, beslissen, koers bepalen, enzovoort. Een ruime bevoegdheid die samengevat inhoudt “alles te doen en niets na te laten wat goed is voor de vennootschap, haar onderneming, de bij haar in dienst zijnde werknemers en andere belanghebbenden”. Uitgangspunt hierbij is dat je als bestuurder niet persoonlijk aansprakelijk bent voor je handelingen, aangezien je juist namens de vennootschap handelt. Een hele geruststelling voor mij en andere bestuurders, zou je denken.

Het is goed om in het achterhoofd te houden dat de bestuurder tegenover de vennootschap wel gehouden is tot een behoorlijke vervulling van zijn of haar taak. Daarbij is er verantwoording verschuldigd aan de aandeelhouders en de raad van commissarissen. Een tekortkoming in die taakvervulling kan echter wel degelijk leiden tot persoonlijke aansprakelijkheid ten opzichte van de vennootschap; de zogenaamde interne aansprakelijkheid. Hierbij is het criterium dat een bestuurder een ernstig verwijt van onbehoorlijke taakvervulling kan worden gemaakt. Of dat het geval is, moet worden beoordeeld aan de hand van alle feiten en omstandigheden van de situatie.

Ook de als gevolg van een persoonlijk voldoende ernstig verwijt ontstane bestuurdersaansprakelijkheid tegenover crediteuren en de faillissementsaansprakelijkheid voor het tekort in geval van kennelijk onbehoorlijk bestuur, moeten niet vergeten worden. Tel daarbij ook de Wet Flexibilisering BV-recht uit 2012 op, die de aansprakelijkheid van bestuurders verder vergroot bij de uitkering van dividend, en het plaatje is compleet.

Het betekent dat bestuurdersaansprakelijkheid een serieus onderwerp voor (voormalige) bestuurders én commissarissen zou moeten zijn. Niet op de laatste plaats omdat er voor de verschillende vormen verschillende normen worden gehanteerd, welke mede door jurisprudentie veranderlijk en gevoelsmatig voor mij rekbaar als rubber zijn.

Blijft over de vraag of dit nu wel de nieuwe ‘uitdaging’ is waar mijn vader aan refereerde? Voor mijn statutaire benoeming was ik immers al directeur en daardoor ‘feitelijk beleidsbepaler’ van ons bedrijf. En dus hoofdelijk aansprakelijk voor bijvoorbeeld een tekort in geval van faillissement. Toch raar dat ik er toen geen aandacht aan besteedde.

Wilco de Haan, directeur Schouten Zekerheid

Blijf op de hoogte met onze maandelijkse nieuwsbrief