Uitspraak Hoge Raad geeft duidelijkheid over onzakelijke lening

Amsterdam – Wanneer is een lening van een directeur-grootaandeelhouder aan zijn eigen bedrijf een onzakelijke lening? Een uitspraak uit 2008 zorgde voor veel onduidelijkheid, maar gelukkig kwam hier onlangs verandering in.

Vier jaar geleden besliste de Hoge Raad dat een afwaarderingsverlies op een vordering tussen gelieerde partijen niet in aanmerking kon worden genomen indien er sprake is van een geldlening met voorwaarden die een onafhankelijke derde niet zou hebben geaccepteerd. In gewoon Nederlands: wanneer de lening aan je eigen bedrijf zo voordelig is dat de bank er zelf nooit mee akkoord zou zijn gegaan, dan is deze niet langer fiscaal aftrekbaar.

Vraagtekens
Het arrest uit 2008 riep veel vragen op. Want wanneer is er sprake van een ‘onzakelijke lening’? Als elke afwijking ten opzichte van leenovereenkomsten met onafhankelijke derden de kwalificatie ‘onzakelijke lening’ zou krijgen, dan zou dat ernstige gevolgen hebben voor veel bestaande overeenkomsten tussen dga’s en hun eigen bedrijf. Vaak ontbreken in deze gelieerde verhoudingen schriftelijke leenovereenkomsten, zijn bijzondere aflossingsafspraken gemaakt en weinig zekerheden verstrekt.

Verduidelijking
Onlangs verduidelijkte de Hoge Raad dit principe van ‘onzakelijke lening’, zo meldt het accountancy- en adviesbureau BDO. In het arrest was sprake van een dga die schulden van zijn holding had afgelost en na een financiële reorganisatie het bedrijf weer voldoende armslag wilde geven. De lening die hierdoor ontstond werd in rekening-courant geboekt, maar zonder zekerheden en een aflossingsschema te bedingen. De Hoge Raad stelde vast dat er weliswaar geen formele zekerheden waren gesteld, maar er niet per definitie sprake was van een onzakelijke lening.

At arm’s length
Ondanks het oordeel van de Hoge Raad moet een bedrijf bij een onzakelijke lening nog altijd beoordelen of het de geldlening door het ophogen van de rente alsnog zakelijk is te maken. Als bij het ‘at arm’s length’ maken van de lening, zoals dit zo mooi heet, zou leiden tot een dusdanig hoge rente dat deze winstafhankelijk wordt, dan is deze toch onzakelijk. Afwaarderingsverliezen op vorderingen blijven zo aftrekbaar. De uitspraak is daarom nuttig voor de praktijk, ook omdat opwaartse rentecorrecties vaak voordeling kunnen zijn.

Blijf op de hoogte met onze maandelijkse nieuwsbrief