
Zeggenschap of spanning? STAK als instrument bij bedrijfsoverdrachten

Het scheiden van eigendom en zeggenschap via een Stichting Administratiekantoor (STAK) wordt steeds vaker toegepast in familiebedrijven, vooral wanneer een passende opvolger ontbreekt binnen de familie. Deze constructie biedt de oprichter de mogelijkheid om strategische controle te behouden, zelfs na het terugtreden. Maar hoe ver kan deze controle reiken? En wat gebeurt er met de rechten van certificaathouders, vaak de kinderen of erfgenamen? Jonathan Barth, advocaat en partner bij Wintertaling, licht de mogelijkheden en afwegingen toe.
Het scheiden van zeggenschap en eigendom is een veelgebruikte constructie om de continuïteit van een bedrijf te bevorderen. Soms als beschermingsconstructie bij een beursvennootschap, maar nog veel vaker als een manier om de zeggenschap over de strategie en bedrijfsvoering van een familiebedrijf in handen te leggen van een groep bedrijfsmatig onderlegde personen, in een situatie waarin een passende opvolger ontbreekt. De bijbehorende certificering wordt bijna altijd opgezet via een Stichting Administratiekantoor (STAK). De STAK stelt de administratievoorwaarden vast, die bepalen welke rechten en plichten de certificaathouders hebben. Het bestuur van de STAK treedt in feite op als aandeelhouder van de vennootschap. Zij bepalen dus onder andere wie de bestuurder wordt, wat de beloning is, hoeveel dividend wordt uitgekeerd en wat het profiel van een nieuwe bestuurder moet zijn als er een vacature openstaat. Kortom, het bestuur van de STAK heeft feitelijk de controle over de vennootschap. De vraag is bij certificering altijd: hoeveel zeggenschap en invloed blijft er bij de certificaathouders?
Vóór het terugtreden – de bedoeling van de constructie
Wanneer een oprichter of eigenaar zich voorbereidt op zijn of haar terugtreden, speelt certificering vaak een belangrijke rol. De oprichter/eigenaar kan namelijk via de constructie in grote mate bepalen hoeveel zeggenschap de certificaathouders hebben en of zij bijvoorbeeld invloed hebben op het dividendbeleid. Hij of zij kan ook bepalen onder welke omstandigheden de certificaathouders kunnen decertificeren, wat zou leiden tot het opheffen van de STAK en het herstellen van directe zeggenschapsrechten voor de aandeelhouders. Dit kan de oprichter/eigenaar zelfs combineren met zijn of haar testament.
En die oprichter/eigenaar kan hier ver in gaan. Als hij of zij bijvoorbeeld de certificering combineert met een levenslang vruchtgebruik op alle certificaten voor de tweede echtgenoot, staan de kinderen uit het eerste huwelijk met behoorlijk lege handen. Zij hebben geen recht op dividend en geen zeggenschap over benoemingen of beleid. En dat staat op gespannen voet met hun wettelijke informatierechten als certificaathouders en belanghebbenden.
Dit soort situaties leidt vaak tot juridische procedures. De certificaathouders staan buitenspel en eisen meer informatie en zeggenschap. En laten we duidelijk zijn: normaal gesproken hebben kapitaalverschaffers recht op volledige informatie en inspraak. Bij een ‘normale’ certificering hebben zij vergaande rechten die ze kunnen afdwingen. In de afgelopen jaren is regelmatig geprocedeerd over hoe ver zulke constructies mogen afwijken van de standaardregels voor transparantie, informatie en zeggenschap. Veel van deze zaken worden behandeld door de Ondernemingskamer. De meerderheid van hun zaken heeft te maken met familieconflicten.
Na de overgang – er kan méér dan je denkt
Het is inmiddels duidelijk dat de intenties achter bijzondere constructies gerespecteerd worden. Als het de bedoeling is om bepaalde personen uit te sluiten van informatie of zeggenschap, gelden de normale regels niet meer. Zowel de Ondernemingskamer als het Hof Den Bosch hebben bevestigd dat een constructie bedoeld kan zijn om bijvoorbeeld een echtgenoot-erfgenaam of een groep erfgenamen buitenspel te zetten. Dit betekent dat die personen geen recht hebben op informatie of zeggenschap.
Kortom, bij het terugtreden van een oprichter/eigenaar kan deze meer invloed uitoefenen dan je in eerste instantie zou denken. Een belangrijke tip: het is niet altijd vanzelfsprekend dat een combinatie van certificering en een testament gezien wordt als een duidelijke intentie. De oprichter/eigenaar moet expliciet zijn als hij of zij bepaalde groepen wil uitsluiten van informatie of inspraak. Wel blijft er altijd een grens: het economisch belang van de erfgenamen mag niet worden aangetast, want dat komt te dicht in de buurt van onterving, en daarvoor gelden weer andere regels.